Karel gaat naar zijn baas en zegt: “Weet je, ik ken alle mensen op de hele wereld. Noem iemand en ik garandeer je: die ken ik.”
“Wat een idioot”, denkt de baas bij zichzelf, maar hij gaat de weddenschap aan. Hij zegt: “Nou, ken jij Jan Smit dan?”
Karel antwoordt: “Zeker wel. Die ken ik al jaren.” Ze gaan samen op weg naar het huis van Jan Smit. Ze zien Jan in de tuin en Karel roept: “Goeiemorgen Jan! Hoe gaat ie?”
Die antwoordt: “Ach Karel, kan nauwelijks beter. Zin in een fris biertje?”
De baas denkt, dit is puur toeval, dus zegt hij: “Oké, een bekende Nederlander dat is gemakkelijk. Maar hoe zit het met Leonardo DiCaprio, ken je die ook?”
“Uiteraard”, antwoordt Karel en algauw zitten ze op het vliegtuig richting Los Angeles. Ze doen een toertje door Hollywood en plotseling horen ze een stem: “Hey Karel, wat doe jij hier? Je komt straks toch bij ons eten?” Het is DiCaprio die Karel in de mensenmassa had herkend en hem groette.
De baas is een beetje zuur en wil Karel in de luren leggen. Daarom zegt hij: “Nou goed, collega. Misschien ken je wel een paar mensen in Hollywood. Maar hoe zit het met paus Franciscus?”
Karel antwoordt: “Ach, die oude Frans, zeker, daar lopen we even langs dan.”
Dus vliegen ze naar Rome en banen zich een weg door de mensenmassa op het Sint-Pietersplein.
Karel zegt: “Nou, dat wordt niets, zo zal Frans ons nooit zien tussen al die mensen hier. Maar wacht even, ik vraag wel even aan de wachters of ik even op het balkon mag.”
Hij gaat er vandoor en de baas denkt: “Wat een complete idioot!”
Een half uur later staat Karel daadwerkelijk naast de paus op het balkon. Dan ziet Karel dat zijn baas bewusteloos op de grond ligt en door hulpverleners behandeld wordt. Hij haast zich terug naar beneden en vraagt zijn baas wat er gebeurd is.
De baas stamelt: “Toen je met de paus op het balkon stond, vroeg de man naast me: “Wie is in godsnaam die kerel naast Karel?”