Bron: De Standaard 27/06/2017

http://www.standaard.be/cnt/dmf20170726_02988794

Een plus artikel, daarom kopieer ik het hieronder even:

BEROEPSGEHEIM

Staat de leerkracht vaak inwendig te vloeken voor de klas? En wat denkt een diëtiste echt wanneer ze iemand schijnbaar minzaam een zevende dieet voorschrijft? Elke maandag doet een medemens een boekje open. Vandaag: de pretparkmedewerker

‘Soms suizen mijn oren ’s avonds van het gekrijs’

Zonder hen zou een pretpark een domein vol stilstaande treintjes en bootjes zijn. De pretparkmedewerker (driemaal woordwaarde!) zorgt voor u en uw vertier. En ruimt soms uw maaginhoud op. ‘Kijk, onze emmer staat klaar.’

STIJN DE WOLF

‘Vroeger was ik zelfstandig tatoeëerder, maar ik had zin in een nieuwe uitdaging. Via een familielid ben ik in dit pretpark terechtgekomen. Mijn eerste baantje: animator tijdens de Halloweenperiode, verkleed als bloederige zombie door het park lopen en mensen bang maken. Dan ben je ’s avonds bekaf, kan ik je vertellen. Thuiskomen, ontschminken en bed in. Maar geweldig leuk om te doen, twee weken aan een stuk.’
‘Nu herkennen mensen me soms nog: “Hé, jij was toen die zombie!” Ze blijven daarnaar verwijzen, ook al bedien ik nu al een paar jaar de attracties. Ik sta in de controlekamer van bijna alle attracties in het park, elke dag een andere, behalve de filmzaal. Door de microfoon praten, is echt niets voor mij.’
‘Om halftien ’s ochtends beginnen we: kijken waar je die dag staat, de attractie in kwestie schoonmaken, het afval in de hal en tussen de wachtrijen opruimen. Gemiddeld vullen we toch drie of vier vuilnisbakken per attractie. De mensen zijn zo bezig met aanschuiven en met wat hen te wachten staat dat ze de vuilnisbakken niet eens zien staan. Daarna wordt de attractie mechanisch en elektrisch gekeurd, daar wordt een verslag van opgemaakt en dan wordt ze vrijgegeven. De poorten gaan open, de mensen stromen toe en dan is het: jéééééééééé!’
Kots met de spons

‘Wij zijn seizoensarbeiders, we werken van eind maart tot begin november. De andere maanden van het jaar ben ik thuis, dan werk ik niet’
‘De attracties zelf worden niet echt vies. Behalve wanneer mensen moeten overgeven, natuurlijk. Het gebeurt niet elke dag, maar wij moeten dat opruimen. Kijk, daar staat onze emmer klaar. Het went nooit, hoor. Sommige attracties kunnen we niet schoonspuiten met de tuinslang, omdat er elektriciteitsdraden onderdoor lopen. Dan is het met de spons en water te doen. Meteen nadat het gebeurd is, ja: als zo’n bakje over de kop gaat, zou de volgende bezoeker anders helemaal onder de kots zitten. En soms zien passagiers niet dat ze hun rugzak verliezen wanneer ze instappen, zo gehaast zijn ze.’
‘Bij waterattracties vragen mensen weleens aan welke kant ze het best kunnen zitten om niet nat te worden. Dan moet ik lachen: die boten draaien willekeurig rond, dat kan ik toch niet weten? Dan zeg ik: regenkapje opzetten en hopen dat het meevalt! Nog zo’n vraag van mensen: of het soms verkeerd gaat met de attractie waarin ze plaatsnemen. Dan zeg ik: nee, anders zou ze nu toch niet open zijn? Nog een klassieker: of ze wel goed genoeg vastgemaakt zijn, omdat die beugel soms een klein beetje speling heeft. Dan willen ze per se dat ik er nog een extra duwtje tegen geef, met als resultaat dat ze natuurlijk veel te vast ingesnoerd zitten, met een beugel die tegen hun maag drukt. Maar dan voelen ze zich wel veiliger.’
‘Wij zijn verantwoordelijk voor de veiligheid. We moeten de mensen indelen in groepjes, kinderen meten, controleren of iedereen veilig zit, de knoppen bedienen. Een noodstop uitvoeren desnoods, om een ongeval te vermijden. Als we zien dat een bootje per ongeluk omhoog begint te gaan, bijvoorbeeld, of om een botsing van wagentjes te vermijden. Dat gebeurt niet vaak, maar we zijn er wel altijd op voorbereid. Er hangen ook overal camera’s. Mocht er toch iets misgaan, zijn we na een paar minuten ter plaatse.’
‘Het is in principe bandwerk, maar toch verveelt het nooit. Omdat je elke dag op een andere plek in het park staat en omdat het altijd andere mensen zijn. Je kunt ook af en toe eens een grapje maken. Een van mijn collega’s haalt geregeld een grote springveer boven, vlak naast de snelste rollercoaster van het park. Dan zitten de mensen net ingesnoerd in hun bakje en kijkt hij vragend naar die veer: “Euh, waar komt die nu plots uitgevallen?” Dan zie je de mensen een beetje nerveus worden. En een seconde later vertrekt dat treintje met een rotvaart. Dat is altijd lachen.’
Oorsuizingen

‘Nee, ik heb niet alle attracties zelf uitgeprobeerd. Sommige wel, maar je krijgt me niet in dingen met vrije val. Ik hoef echt niet te weten wat de bezoekers voelen. Ik hoor ze natuurlijk ook krijsen en gillen. Aan het begin van de dag is dat niet erg, maar ’s avonds heb ik er soms oorsuizingen van. Zeker van de attracties waarbij de mensen instappen in een overdekte hal, daar galmt het nog extra.’
‘Ik heb het zelf nog nooit meegemaakt dat iemand hartproblemen kreeg, of iets anders ergs. Wel dat mensen flauwvielen wanneer ze uit de attractie stapten. En dan zijn er de overgevers natuurlijk. Soms maken mensen op het laatste moment rechtsomkeert: dan durven ze toch niet in te stappen in het wagentje of het bootje, en moeten ze langs de zijingang naar buiten.’
‘Mensen worden heel af en toe agressief wanneer ze te lang moeten wachten. Of mindervaliden die zitten te wachten aan de speciale ingang die voor hen bedoeld is: soms zien we ze niet zitten op de camerabeelden, omdat er mensen rond staan. Dat is echt geen kwade wil, maar het is natuurlijk niet fijn voor wie in een rolstoel zit. We moeten vooral vaak discussiëren met ouders van kinderen die te klein zijn voor een bepaalde attractie. Ook al scheelt het maar één centimeter, we moeten ergens de grens trekken. Als er een zware discussie van komt, vragen we versterking van collega’s. Geven de ouders dan nog niet toe, dan volgt achteraf gegarandeerd een klachtenbrief: “Ons kind mocht niet op de attractie en daardoor hebben wij geen fijne dag gehad in uw park.” En dan zijn er soms ook nog de vechtpartijen en het amok tussen mensen van verschillende culturen die elkaar uitdagen en pesten.’
‘Stress heb ik niet veel, behalve als ik in ijltempo een grote groep mensen moet sorteren om een attractie te vullen: een groep van zes, eentje van twee, daar nog drie plaatsen vrij en hier nog vier. Als het snel moet gaan en het niet echt wil vlotten. Maar doorgaans voelt het zelfs niet als werk. Ook al hebben alle bezoekers vrijaf en komen ze voor hun plezier, ik vind het niet erg om te werken. Dat weet je als je hier begint. Wij zijn seizoensarbeiders, we werken van eind maart tot begin november. Dan weet je dat je in de zomer en in de weekends moet werken. Er is genoeg afwisseling, al is het maar tussen een attractie voor grote mensen en één voor kleine kindjes. De andere maanden van het jaar ben ik thuis, dan werk ik niet en geniet ik van de rust.’
Eén grote familie

‘Je moet enthousiast zijn om in een pretpark te werken. Je moet altijd lachen, ook al zit het niet mee. Ook als een groep bezoekers luid zingend binnenkomt en van geen ophouden weet: glimlachen en enthousiasme tonen, te allen tijde. Gelukkig ben ik zelf heel actief. Ik kan niet stilzitten – ik sta altijd recht, ook al staat in sommige controlekamers een stoel.’
‘Het voelt hier als één grote familie, niet als een groep collega’s onder elkaar. Letterlijk familie, trouwens: mijn kinderen werken ook in dit pretpark. Soms staan we samen aan dezelfde attractie. Ik denk niet dat je zo’n sfeer op veel plekken zult vinden. Ik hoor het soms van mensen die hun werk hier opgeven: “Ja, ik mis het”.’