Iedereen weet dat de stad Leuven al eeuwen bestaat, met een beroemd historisch stadhuis - meermaals het decor voor trouwfeesten in Vlaamse televisieseries - en een universiteit waarvan het verleden teruggaat tot het jaar 1425. Maar weten jullie ook dat er niet ver ten zuiden van Leuven bossen zijn die bij de grootste en oudste van Vlaanderen horen? Het Heverleebos, het Kouterbos, het Meerdaalbos en het Mollendaalbos liggen zo dicht bij elkaar dat ze eigenlijk samen horen. Eén uitgestrekt bosgebied dus, dat in sommige oude teksten blijkbaar de naam Miradal gekregen heeft. Hoewel er regelmatig bomen gekapt en later opnieuw aangeplant worden, zou het gebied in zijn geheel altijd een bosgebied gebleven zijn sinds de Middeleeuwen. Mogelijk zelfs al sinds de laatste ijstijd. Echte oerbossen zijn het zeker niet, daarvoor was en is de invloed van de mens te groot. Maar juist daarom valt er veel te zien en veel over te vertellen.

Dat is in ieder geval wat ik las in het boek “Miradal” dat mijn vader jaren geleden heeft gekocht. Een behoorlijk dik boek dat probeert om deze bossen uitgebreid te beschrijven. En daar zijn de auteurs zo goed in geslaagd dat ik op het idee kwam om een lange fietstocht te maken, zodat ik alles met eigen ogen zou kunnen zien. In Heverleebos kom ik af en toe eens. Maar Meerdaalbos en Mollendaalbos waren grotendeels onbekend terrein voor mij. Redenen genoeg om daar verandering in te brengen!

Even ter verduidelijking: Meerdaalbos en Mollendaalbos vormen samen één geheel dat enkel door de Naamsesteenweg van elkaar gescheiden is. Meestal wordt dit als één groot bos beschouwd met de algemene naam Meerdaalwoud. Ook al is Miradal de titel van het boek en van mijn tripreport, in de praktijk gebruikt niemand vandaag nog deze naam. Vraag dus niet naar Miradal wanneer je in Leuven bent, waarschijnlijk zal geen mens weten wat je bedoelt. Vraag gewoon naar Heverleebos en Meerdaalwoud



Zondag 24 maart 2019. Ik ben vroeg opgestaan en heb een rugzak ingepakt met wegenkaart, picknick en een fototoestel waarvan de batterijen goed opgeladen zijn. Rond negen uur ’s ochtends fiets ik richting Haasrode. Mollendaalbos, het stuk van Meerdaalwoud ten oosten van de Naamsesteenweg, is de plek waar mijn verkenningstocht begint. Nog voor ik bij de eerste geplande stopplaats kom - een soort van schuilhut - passeer ik langs een stevige boom die nu helaas tegen de grond ligt. Vooral de wortelkluit was gigantisch Oordeel zelf maar op de foto, want ik ben 1 meter en 86 cm groot.



Even later bereik ik de schuilhut die ik graag wou bezoeken. Deze plek zou het hoogste punt van het hele bosgebied zijn, en in het dal achter de hut kan je minstens één waterbron terugvinden. Het bouwsel staat verdacht scheef … het lijkt wel een beetje op dat nieuwe horecapunt in Walibi Holland. Die scheefheid zie je ook op online foto’s van deze plek, maar het bord aan de afgesloten ingang is toch nogal onheilspellend ... Hopelijk slagen ze erin om de schuilhut in volle glorie te herstellen!



In een bos kom je natuurlijk vooral veel bomen tegen. Maar ook uit bomen kan je kunst maken, zoals beeldhouwer Ad Wouters hier op heel wat plaatsen heeft gedaan. Wie al zijn houtsculpturen in en rond de bossen ten zuiden van Leuven wil zien, moet een wandelroute met de naam het Pad van Ad volgen. Daar was helaas geen tijd voor Dus beperkte ik me tot de mooiste exemplaren die op of vlak langs mijn fietsroute lagen. Hoe dan ook heeft die man prachtige dingen gemaakt! Hieronder alvast Het Uileke en Het fluiterke van het klein geluk. Later in mijn TR zullen jullie nog meer foto’s van zijn houten beelden tegenkomen.




Dit gedeelte van Miradal was onbekend terrein voor mij. Gelukkig had ik een goede kaart en zijn de boswachters ook zo vriendelijk geweest om straatnaambordjes te plaatsen bij de belangrijkste kruispunten. Tijdens de achttiende eeuw zijn er in het bos immers heel wat brede dreven aangelegd, een geslaagde poging tot nut en sier op grote schaal die we te danken hebben aan de Hertogen van Arenberg. Jawel, zo staat het bijna letterlijk in het boek Met hulp van deze bewegwijzering is het zeer eenvoudig om mijn volgende halte te vinden. De dikste boom van Meerdaalwoud, ongeveer 350 jaar oud en zo bekend dat er een bosweg naar hem genoemd is. Ik volg de Dikke Eikdreef tot aan het kruispunt met de Kanselierdreef en daar staat hij: [/]Den Dikken Eik[/i]

Twintig jaar zijn er voorbijgegaan sinds de laatste keer dat ik deze plek bezocht. Maar de boom is nog zoals ik me herinner, met het stuk bast dat verdwenen is. Geen paniek: deze beschadiging dateert al uit de jaren 1970, toen een zijtak losscheurde en tegen de stam viel. Hoe dan ook heeft Den Dikken Eik dit incident prima overleefd. Dankzij de zelfontspanner op mijn fototoestel kan ik opnieuw als schaalmodel dienen. Wanneer er even later een groep ruiters passeert, hoor ik hen over de boom praten en vraagt één persoon zich af hoe oud hij zou zijn.



Mijn volgende stopplaats ligt gelukkig niet al te ver: een reeks bomen langs de Kanselierdreef waarin letters en woorden gekerfd zijn. Volgens het boek dat ik las, zou het bij minstens één van deze bomen gaan om een soort herdenkingsteken voor zeven of negen inwoners van het nabijgelegen dorp Hamme-Mille, die tijdens de Eerste Wereldoorlog door de bezetter zijn opgehangen omdat ze ervan werden beschuldigd francs-tireurs te zijn. Of dat klopt valt moeilijk te zeggen. Ik vond nergens een bevestiging van dit verhaal en andere bronnen betwijfelen het zelfs. Hoe dan ook zag ik op deze plaats heel wat bomen met zulke ‘graffiti’. Het zou me niet eens verbazen moest een deel ervan recenter zijn dat WO I en ingekerfd door wandelaars die zich lieten inspireren door wat er al stond. Maar ook dat blijft uiteraard persoonlijk giswerk



Ik zet mijn weg verder doorheen de Eleonoradreef, op zoek naar een soort van aarden wal die hier opvallend de weg moet kruisen. Deze plek vind ik zonder al te veel moeite terug - er staat zelfs en informatiebord bij - maar op foto is het nu ook niet zo spectaculair. Dus toon ik jullie liever een foto van de boomstronk met paddenstoelen waar ik voorbij fietste. Intussen ben ik ook in de buurt van de Naamsesteenweg gekomen. Een brede asfaltweg die dwars doorheen Heverleebos en Meerdaalbos loopt en waar de auto’s flink doorrijden. Met andere woorden: een levensgevaarlijk obstakel voor de dieren die in het bos wonen. Gelukkig heeft men daar een mooie oplossing voor bedacht. Hier staat een ecoduct: een brede brug die een veilige oversteek vormt voor de plaatselijke fauna. Volgens mijn kaart mogen voetgangers en fietsers het ecoduct niet gebruiken, maar ruiters wel. Misschien omdat de wilde dieren dan enkel het paard ruiken in plaats van de persoon die erbovenop zit? Eigenlijk had ik deze brug weleens langs de bovenkant willen zien. Maar het leek me beter om de beesten met rust te laten en mijn vuile voeten er niet te zetten. Dus moeten jullie het stellen met een foto die vanaf de Naamsesteenweg genomen is.



Vrij dicht bij diezelfde Naamsesteenweg ligt een zandgroeve die nog steeds gebruikt wordt. Hier komen de boswachters af en toe zand halen om de paden in het bos te onderhouden. Het grasveld voor de loodrechte wand van de groeve zou in feite nog een gezellig kampeerterreintje kunnen zijn. Helaas is wildkamperen in Miradal niet toegelaten, met uitzondering van twee bivakzones waarvan ik één later nog zal bespreken. Een tentje opzetten bij dit weiland zit er dus niet in.



Mijn verkenningstocht in het Mollendaalbos loopt stilaan ten einde, maar op de kaart stond er een plek aangeduid waar blijkbaar nog iets speciaals te zien moest zijn. Snel daarheen dus. Het blijkt om een soort oude ravijn te gaan die ontstaan is door erosie vanaf de akkers in de buurt (we zitten nu aan de zuidrand van het bos). En ook hier kom ik dode boomstronken met paddenstoelen tegen. Waarschijnlijk heb ik te veel fantasie, maar van dichtbij gezien lijken het wel sandwiches.



Na de Naamsesteenweg over te steken begin ik aan mijn beklimming richting het plateau van Saint-Nicaise. Een Franstalige naam en dat is ook gewoon logisch, want we zijn net de taalgrens gepasseerd.
De bossen van Miradal liggen voor het overgrote deel op Vlaams grondgebied. Toch moet ik het kleine stukje in Wallonië zeker eens bezoeken. Hier kan je een aantal grafheuvels uit de prehistorie terugvinden. Het kost mij als fietser wat moeite om er te geraken, want de wegen op dit plateau zijn nogal modderig. Maar dankzij het extra kaartje dat ik thuis had afgeprint bereik ik uiteindelijk toch de plek waar de grafheuvels moeten zijn. Stiekem valt het een beetje tegen: als je niet Indiana Jones heet of geen archeologie gestudeerd hebt, kan je met veel moeite een paar overwoekerde bulten in het bos zien waarvan ik hoop dat het inderdaad die grafheuvels zijn. De foto hieronder is misschien nog de duidelijkste die ik heb kunnen maken. Toch ben ik blij dat ik de moeite deed om naar hier te komen, want het plateau van Saint-Nicaise is best een gezellig stuk bos en de grafheuvels zijn zo oud dat ze me hoe dan ook wel intrigeren.



De route loopt nu omlaag, terug naar Vlaanderen, van het plateau naar de Warandevijver. Nog zo’n plek waar ik sinds mijn kinderjaren niet meer geweest was. Volgens mijn boek werd deze vijver ooit aangelegd als drinkwatervoorziening in een zeventiende-eeuws wildpark waarin herten gekweekt werden. Uiteraard bestaat dat wildpark nu niet meer, maar de vijver is er wel nog.



Het is geen toeval dat ik mijn Miradal-trip eind maart gemaakt heb. De lente is in aantocht, wat betekent dat de bosanemonen in bloei staan! Een klein plantje dat tijdens de rest van het jaar niet eens opvalt, maar tijdens de bloeiperiode kunnen ze soms hele tapijten van witte bloemetjes vormen. Mijn vader - die als jogger vaak in het bos komt - had me verteld dat ik in dit deel van Meerdaalbos moest zijn. Ik doorkruis het gebied minstens twee keer om zo veel mogelijk goede foto’s te maken. Laat ze in het Hallerbos maar opscheppen over hun hyacinten … wij hebben onze bosanemonen en die zijn minstens even mooi.





Ik fiets weer in noordelijke richting, doorheen bosreservaat De Heide waar - volgens mijn boek - de boswachters een poging doen om het zogenaamde middelhoutbeheer van vroeger te herstellen. Wees gerust, ik ga jullie niet lastigvallen met een uitgebreide verhandeling over bosbouw … ik ken daar zelf trouwens absoluut niks van Maar het viel me wel op dat het bos links van het wandelpad een heel ander uitzicht had dan rechts van het wandelpad. Oordeel zelf maar op mijn foto’s , die wel degelijk op hooguit twintig of dertig meter van elkaar genomen zijn.




Na het verlaten van het bosreservaat sla ik linksaf om bij het kruispunt van de Walendreef en de Prosperdreef te komen. Hier zijn twee dingen die ik absoluut wil zien. Ten eerste twee eenvoudige schuilplaatsen met een metalen dak die bij de vroegere Springputten horen. Vanaf 1944 tot midden jaren 1960 werd het terrein ten noordoosten van het kruispunt door het Belgisch Leger gebruikt om oorlogsmunitie te vernietigen door deze in putten van ongeveer twaalf meter diep te laten ontploffen. Vandaag zijn beide golfplaat-schuilhutten het enige zichtbare overblijfsel, want het terrein zelf is volledig dichtgegroeid en opnieuw een volwaardig bos geworden. Toch moet ik toegeven dat de schuilplaatsen er ondanks hun leeftijd nog best stevig uitzien. Als ik in deze buurt ooit verrast wordt door een zomerse plensbui dan weet ik waar dekking te zoeken



Vlak bij het kruispunt Walendreef/Prosperdreef is ook de zogenaamde Tiense Groef duidelijk te herkennen. Deze heeft genoeg historische waarde om ter plekke aangeduid te zijn met een mooi infobord en uitgebreid besproken te worden in mijn boek. De Tiense Groef, een drie kilometer lange greppel die dwars doorheen het Meerdaalbos loopt, is waarschijnlijk een oude Gallo-Romeinse weg of een oude industriële weg voor ijzerwinning. Sommige onderzoekers beweren dat er een religieuze betekenis aan vast hing, maar dat idee vind ik zelf nogal vergezocht In ieder geval is de greppel op sommige plaatsen - zoals hier - nog erg goed te zien. Na het bekijken van de Tiense Groef fiets ik zuidwaarts over de Prosperdreef. Hier staan de bosanemonen echt mooi in bloei en daar moet ik toch wel wat extra foto’s van maken. De wanden langs de dreef worden steeds steiler, totdat ik echt in een holle weg zit. Ook een foto waard!



De avond begint stilaan te vallen en ik ben nog niet eens halverwege mijn fietstocht … niet erg, volgend weekend kom ik gewoon terug voor het tweede deel. Onderweg naar huis stop ik nog bij enkele dingen die niet al te ver uit de buurt liggen en die ik graag wou zien. De Stenen Tafel bijvoorbeeld, een zeer treffende benaming voor wat het uiteindelijk blijkt te zijn. En ook de Tomberg, de op één na hoogste plek van het hele bosgebied en de plaats waar lang geleden de woudrechtbank gevestigd was. Jawel, volgens mijn boek had het Meerdaalwoud lang geleden een eigen rechtbank die straffen uitdeelde voor stropen, houtdiefstal, illegaal dieren laten grazen, etc. Vandaag vind je bovenop de Tomberg een toeristisch bord met geschiedkundige uitleg, en een houten constructie die wat mij betreft de vroegere woudrechtbank zou kunnen symboliseren. Al is dat laatste ongetwijfeld één van mijn vergezochte fantasieën

Het begint al te schemeren , maar ik fiets nog snel even over de houten brug bij de Naamsesteenweg. De foto heb ik vooral genomen om te laten zien hoe jammer het eigenlijk is dat zo’n gewestweg dwars doorheen dit bos loopt. Gelukkig besef ik dat deze situatie historisch gegroeid moet zijn. Wie vandaag dit soort baan midden in een bosgebied zou willen aanleggen, zou ongetwijfeld gelyncht worden door alle natuurverenigingen in België. En terecht ook als je het mij vraagt. Gelukkig is er al één ecoduct en zijn ze volop bezig met de bouw van het tweede exemplaar.




Daarmee was deel 1 van de Miradal-trip ten einde. Zoals gevraagd wordt door de boswachters heb ik niets meegenomen naar huis, behalve mijn herinneringen, een reeks foto’s en … een teek die zich tot overmaat van ramp al in mijn been had vastgezogen Gelukkig hadden we thuis een tekentang liggen waarmee we het ongedierte correct konden verwijderen. Maar ik had wel mijn lesje geleerd voor de volgende keer.